Hoge Raad: Terechte ambtshalve aanslag voor inmiddels failliete accountant

21-03-2014

                               

 

De Hoge Raad volgde op 31 januari de mening van Advocaat-Generaal Niessen dat een accountant die in 2008 failliet ging, niet aannemelijk heeft gemaakt dat een ambtshalve aanslag te hoog is vastgesteld. De Hoge Raad besliste dat de klachten van de accountant niet tot cassatie kunnen leiden.                      
 

Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
 

Een man exploiteert een accountantskantoor. In 1997 raakt hij verwikkeld in een zakelijk conflict, waarbij fysiek geweld tegen hem is gebruikt. Pas in de loop van 1999 is hij weer in staat om zijn werk te hervatten. De accountant doet over 2001 tot en met 2004 geen IB-aangiften. Hij vraagt in 2006 surséance aan en gaat in 2008 failliet. In geschil is of de inspecteur de winst van de accountant over 2004 terecht ambtshalve heeft vastgesteld op € 205.000.
 

Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. Gerechtshof Den Haag oordeelt dat een faillissement of surséance in een later jaar geen geldig excuus kan zijn om geen aangifte te doen. De accountant had een jaarrekening op kunnen stellen met PM-posten. Er is dus niet de vereiste aangifte gedaan. De schatting van de inspecteur is echter willekeurig, aangezien de winststijging ten opzichte van het vorige jaar meer is dan € 30.000. In goede justitie wordt het inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 170.000. De accountant gaat in cassatie.
 

De Hoge Raad oordeelt nu dat de klachten van de accountant niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. (Bron VN Vandaag)