DGA aansprakelijk na naheffing van BTW door schuld accountant?

20-02-2014

 

BV A diende in februari 2009 suppletieaangiften BTW in voor 2006 en 2007 en meldde tegelijkertijd haar betalingsonmacht. De bedragen in de suppletieaangiften betroffen de BTW in verband met koop-aannemingsovereenkomsten van BV A. Die BTW was niet verwerkt in de aangiften over de desbetreffende tijdvakken als gevolg van nalatigheid van een onervaren medewerker van het door BV A ingeschakelde accountantskantoor. De inspecteur legde naheffingsaanslagen op. Ook daarvoor deed BV A een melding van betalingsonmacht. De ontvanger vond de melding betalingsonmacht niet rechtsgeldig omdat BV A volgens hem grofschuldig had gehandeld. Hij stelde DGA X hoofdelijk aansprakelijk voor de naar aanleiding van de suppletieaangiften opgelegde naheffingsaanslagen BTW. Rechtbank Breda en Hof Den Bosch waren het daarmee eens.
 

A-G IJzerman heeft op het cassatieberoep van X een conclusie genomen. De A-G is het met het Hof eens dat de besluitgever met de regeling van artikel 7, lid 2, Uitvoeringsbesluit Inv zijn delegatiebevoegdheid op basis van artikel 36, lid 2, Inv niet had overschreden. De A-G is het verder met het Hof eens dat de gang van zaken grove schuld van het accountantskantoor opleverde en dat die moest worden toegerekend aan BV A als opdrachtgever.
 

In een geval waarin een bestuurder als gevolg van een grofschuldige fout van een door hem of een van zijn medebestuurders ingeschakelde adviseur niet op de hoogte is van het feit dat er belasting op aangifte moet worden voldaan en er, naar aanleiding van diezelfde grofschuldige fout, een naheffingsaanslag wordt opgelegd, kan een bestuurder volgens de A-G echter redelijkerwijs niet weten dat er een melding van betalingsonmacht had moeten worden gedaan. Als schuld ontbreekt is het niet doen van die melding volgens de A-G niet aan die bestuurder persoonlijk te wijten. Het is volgens de A-G niet duidelijk of het Hof als maatstaf heeft aangelegd of X een persoonlijk verwijt trof of dat het Hof hier ook het handelen van de accountant aan X had toegerekend. De A-G adviseerde de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen. Bron http://www.futd.nl